Boterbrood maak je van een melkdeeg met extra veel boter. Robèrt: ‘Ik weet nog dat we boterbrood vroeger alleen in het weekend maakten – maximaal twaalf, want het was echt een luxe en er waren niet veel mensen die zich dat permitteerden. Een weekendbrood dus. Door de hoeveelheid boter blijft het ook wat langer zacht, dus je kon er wel echt het hele weekend van genieten.’

Boterbrood heeft een aantal gelijkenissen met briochebrood, dus je zou ze eenvoudig met elkaar kunnen verwarren. Zo lijken de broden qua uiterlijk op elkaar en bevatten ze allebei redelijk wat boter. Een belangrijk verschil zit ’m in de eieren; die zitten niet in boterbrood en wél in brioche. Ook het suikergehalte is hoger bij brioche, waardoor het ook wel een cakeachtig brood wordt genoemd. Boterbrood bevat bovendien een stuk meer melk.

Bij brooddeeg dat verrijkt is met boter, heeft de boter diverse functies. Het zorgt niet alleen voor smaak en binding, maar ook voor malsheid. Gebruik je te weinig boter, dan wordt het brood droog en taai. Gebruik je te veel boter, dan wordt het juist vast en zwaar, met een zachte en vochtige korst. De kunst is dus om de juiste hoeveelheid boter toe te voegen, afhankelijk van de wensen voor het eindproduct. Aan een briochebrood voeg je bijvoorbeeld 50% boter toe (ten opzichte van de hoeveelheid bloem en/of meel), aan een worstenbroodje 20%.

Praten we over boter, dan bedoelen we roomboter. Dit mag alleen zo heten als er ten minste 80% melkvet in zit. Qua smaak geeft Robèrt de voorkeur aan boter, maar margarine heeft ook goede kwaliteiten. Zo heeft het een hoger smeltpunt dan boter, waardoor het deeg beter rijst. De textuur wordt ook wat smeuïger, bijvoorbeeld van cake. Robèrt kiest soms ook voor een combinatie van beide, zoals bij een stol of zachte broodjes. Margarine maakt het brood (langer) mals, boter geeft smaak.

Wist je trouwens dat je heel eenvoudig zelf boter kunt maken?