Pirjo – E-nummers: vervloekt of broodnodig?
Een bioloog in een bakkerij? Jazeker! Pirjo de Winkel, zakelijk motor van bij Robèrt, studeerde als ecoloog/bioloog af aan Wageningen University & Research (WUR). Met haar theoretische kennis vult zij de vooral praktisch – en zo nu en dan tegendraads – ingestelde Robèrt goed aan. Gebundelde kracht!
Deze keer geeft Pirjo een kijkje in de wereld van E-nummers.

E-nummers in een verdomhoekje
E-nummers bevinden zich collectief in een verdomhoekje. Ze komen haast bedreigend over op een etiket. Maar wat is zo’n E-nummer nou eigenlijk? In essentie komt het hierop neer: een E-nummer is een additief. Een toevoeging aan een product om een eigenschap te verbeteren, bijvoorbeeld de smaak, kleur, geur of houdbaarheid. In deze functie zijn E-nummers dus geen voedingsmiddelen, maar ‘verbeteraars’.
Volgens het Voedingscentrum worden suiker en zout op zichzelf gezien als voedingsmiddelen. Voeg je echter aan een product een zoetstof toe voor een zoete(re) smaak, dan krijgt deze stof wél een E-nummer. Kortom: of een stof met een E-nummer vermeld wordt op een etiket, is afhankelijk van de functie ervan in het product.
Vitamine C heeft een antioxiderende werking en gaat veroudering tegen. De veelgebruikte tabletjes bevatten dezelfde vitamine C als de vitamine die kan worden toegevoegd om de houdbaarheid van een product te verbeteren
Pirjo de Winkel
Weerstand boosten of houdbaarheid verlengen
Persoonlijk vind ik bovenstaande benadering wat klinisch. Zo zijn er genoeg mensen die in de winter vitamine C slikken voor een betere weerstand. Vitamine C heeft een antioxiderende werking en gaat veroudering tegen. De veelgebruikte tabletjes bevatten dezelfde vitamine C als de vitamine die kan worden toegevoegd om de houdbaarheid van een product te verbeteren. In dat laatste geval heet het echter geen vitamine C, maar E-300 of E-301. Dat doet meteen een stuk chemischer aan, terwijl het om dezelfde soort stof gaat.
Het punt is hier wederom de functie: als een bakker, slager of fabrikant vitamine C aan een product toevoegt, is dit in het eindproduct niet bedoeld om onze weerstand te boosten, maar om het product te beschermen tegen veroudering. Oftewel: om het langer houdbaar te maken. De stoffen zijn ingedeeld in groepen met verschillende functies, waarbij iedere groep een eigen nummering kent.
Natuurlijke E-nummers
Sommige E-nummers worden gewonnen in de natuur; uit planten of zelfs uit dieren. Een plantaardig voorbeeld is de zoetstof die gevormd wordt door stevioglycosiden, gewonnen uit de steviaplant. Deze stof is bekend onder nummer E-960. Een dierlijk voorbeeld is de rode kleurstof die wordt gewonnen uit luizen en die bijvoorbeeld wordt gebruikt voor het kleuren van roze koeken en roze muisjes. Deze stof is bekend onder de naam karmijnzuur of cochenille-extract en als nummer E-120. Tenslotte zijn er nog E-nummers uit gesteenten, zoals calciumcarbonaat uit kalk (E-170).
Fermentatie
Zijn E-nummers dan onschadelijk? Dat hangt er vanaf wie je het vraagt, de meningen lopen hierover uiteen. Feitelijk gezien zijn er ook E-nummers die fabrieksmatig op synthetische wijze geproduceerd worden en waarvoor een maximale hoeveelheid voor inname wordt geadviseerd. Een veelbesproken fabrieksmatige variant is bijvoorbeeld glutamaat (E-621), dat enkele decennia geleden zorgde voor het zogenoemde ‘Chineesrestaurant-syndroom’. Het komt voor in de smaakversterker ve-tsin, die vaak wordt toegepast in Chinese gerechten. Het menselijk lichaam produceert zelf glutamaat, maar voor mensen die er gevoelig voor zijn, kan een extra hoeveelheid zich uiten in een drukkend, opgeblazen en soms misselijk gevoel. In fabrieken wordt glutamaat gemaakt door middel van fermentatie. In producten waarin het van nature voorkomt – zoals Parmezaanse kaas en tomaten – ontstaat het óók door fermentatie, maar omdat dit op natuurlijke wijze gebeurt en dus niet wordt toegevoegd, hoeft het niet te worden vermeld op het etiket.
Hyperactiviteit door E-nummers?
Dan is er nog de verzameling azo-kleurstoffen – kunstmatige kleurstoffen die volgens bepaalde groeperingen kunnen zorgen voor hyperactief gedrag bij kinderen. Onderzoeken op dit vlak worden door de EU beoordeeld. Hierin is volgens het Voedingscentrum nog geen aanleiding gezien om ze te verbieden. Wel is in 2016 van deze stoffen de Aanvaardbare Dagelijkse Inname (ADI) verlaagd.
Overigens worden deze kleurstoffen gebruikt om levensmiddelen te kleuren omdat ze tegen warmte kunnen zonder hun werking te verliezen. Feit is dat als de stof in een product voorkomt, er vermeld moet worden dat het ‘hyperactiviteit zou kunnen verhogen’. Geen prettige mededeling voor zowel de producent als de consument natuurlijk. Het schrikt wat af, zonder dat er een direct wetenschappelijk verband met de claim is aangetoond.
Wat mij betreft kan de voorlichting rondom E-nummers dan ook flink worden verbeterd en mag er meer aandacht komen voor de herkomst van bepaalde E-nummergroepen
Pirjo de Winkel
Aandacht voor E-nummers
Het is zonde wanneer iets dat als ‘verdacht’ wordt gezien tamelijk extreem wordt vermeld op een etiket. En dat vaak ten onrechte wordt gedacht dat E-nummers per definitie slecht zijn. Wat mij betreft kan de voorlichting rondom E-nummers dan ook flink worden verbeterd en mag er meer aandacht komen voor de herkomst van bepaalde E-nummergroepen. In een volgende blog zal ik meer vertellen over gangbare toevoegingen die wij in onze bakkerij gebruiken.